After All

 

 

Met een onhandige zwaai flikkert ome Teet van het bordes van de piswagen op zijn zwaar beschonken bek. Een dikke laag drek met een hoog urinegehalte vangt de klap op. Andere toiletbe­zoekers waarschuwen hem met dubbele tong: `Kalm an ome Teet, anders word je nat'. Overbodig en te laat. Ome Teet weet het al en geschrokken waggelt hij de feesttent weer in op zoek naar nog een pilsje. Dat zal geen probleem zijn want ome Teet is populair in Kilder.

 

 

Ik zie een rij kerels aan de zijkant tegen de tent staan. Zij hebben geen geduld en piesen buiten. Precies over onze stroom­kabel, die nu al over een lengte van meer dan 25 meter in de zeik ligt. Die laat ik vanavond mooi door een ander oprollen. Ik realiseer me dat dat wel vaker gebeurd moet zijn. Meestal komen we pas weer buiten als alles al achter de rug is. Van wat zich buiten afspeelt hebben we meestal geen weet. Ik kan me herinneren dat ik bij Haarman in de negorij bij Melstrup om een uur of elf in de touringcar moest zijn en helemaal ver­baasd was dat de omliggende weilanden vol stonden met auto's. Aangezien we altijd als eerste komen en als laatste weer gaan, was ik verrast door de aanblik.

De eerste touringcar, die we kopen, komt van de Onog. Een oud beest met nog iets dat op een neus lijkt. Na het tweede zij­raam zitten de volgende ramen hoger waardoor de bus toch nog een ge­stroomlijnd uiterlijk krijgt. Het lijkt net uit een cartoon weggereden. Drie duizend piek en we zijn de man. Moet alleen nog aan onze wensen aangepast worden, dwz zwart gespo­ten, naam er op in zilveren letters, deel van de stoelen eruit, een bankstel en een tussenschot erin.

 

 

1976

 

In een pauze staat Ben Roos van Theaterburo Deventer met het overenthousiastme van een echte zakenman in de muziek zijn lof over de band te strooien. `Te gek optreden, jongens. Had ik niet verwacht'.`Leuke pakjes trouwens, alleen het haar nog een beetje bol fohnen.'

`Bolveunen? Wat mag dat zijn?', vraag ik me verbaasd af.

`Dat werkt heel aardig, zeg, met zo'n mengtafel in de zaal. Jullie moeten alleen zorgen dat je een betere krijgt. Een echte. Niet zo'n samengeraapt zooitje. Het oog wil ook wat.'

`Anders ik wel', denk ik.

Het samengeraapte zooitje bestaat uit twee kleinere achter­haalde mixers, die met een hoop losse snoertjes iedere avond opnieuw aan elkaar gekoppeld moeten worden. Het geheel wordt bij elkaar gehouden door een bak op een gammele scheve poot.

`Weet je wel wat dat kost?' vraagt Brands met een grijns en dollartekens in zijn ogen. Hij ziet een kans.

`Daar hebben we op het moment het geld niet voor, Ben', valt Gerrit kalm bij.

`Koop maar, geld is geen probleem, kom maandag maar langs op kantoor.'vergaloppeert onze theateragent zich.

`Zo'n ding zal je moeten bestellen en er zit een levertijd op', zegt Gerrit

`Geen probleem toch?' zegt Ben en staat op van de stoel aan het tafeltje naast het podium.

Bennie grinnikt. Hij heeft niet aan het gesprek deelgenomen. `Mooi versierd' denkt hij en ik raak stiekem opgewonden. We hebben een nieuwe mengtafel, man.

`En vergeet niet je haar een beetje bol te föhnen'.

`Ach, wat stom, zo zit dat'. denk ik en moet lachen. Ik grie­zel bij de gedach­te dat we met haardrogers op stap zouden moeten. Mooie naam voor een band: Ben Roos en de Bolföhners.

Ik zie Henk al met een baard van dertig centimeter met daarbo­ven een Romeins schandknapenkapsel

 

Bertus trekt een vermoeid gezicht als hij ons binnen ziet komen. We zijn goede klanten, dat wel, maar we willen altijd het bijna onmogelijke tegen een dankzij Brandss zo mogelijk nog onmogelijkere prijs. `Kan niet' is vaak het antwoord, `ik heb er de vorige keer ook al geld bij gedaan. Hans Saris is er nu nog kwaad om.'

`Dan gaan we wel naar Servaas'.

We hebben een redelijke reputatie als het gaat om innovatie. We schaffen regelmatig andere spullen aan. Veel collega-bands in de regio zijn jaloers of verklaren ons voor gek. We worden in de gaten gehouden. We lopen vooraan in de wapenwed­loop en daarom wil Bertus wel eens door de knieën gaan als het de prijs aangaat

Met een verontschuldigende glimlach komt hij naar de toonbank. We snappen het al. Geen mengtafel. Nog steeds of alweer een staking in Engeland. Het vorige exemplaar werd voor onze neus weggekaapt door Exception (`Bestaat dat nog steeds'?. Bertus: `Joh,joh') Die ging voor. Wij pech. Baas boven baas. Er zijn dingen die je niet tegenhoudt. Of was het een smoes. We weten het niet en willen het niet weten. We hebben al zoveel smoezen gehoord. We willen alleen een mengtafel. Als kleine kinderen dromen we ervan. Bertus probeert ons een ander merk aan te praten, maar die heeft minder ingangskanalen, is duurder en komt bovendien ook uit Enge­land. Duurder mag absoluut niet, want geld­schieter Ben Roos heeft afgehaakt. Het was een mis­ver­stand, zegt hij hij had het hooguit wel willen voorschieten en ziet daar nu ook van af. Altijd is de vraag `wie heeft wie nu nodig' en de jongens overwegen geen zaken meer met hem te doen. Brands denkt erover met Bennie van BVM in zee te gaan. M­aar deze wil voorlopig alleen exclusief boeken en Brands is terecht niet van plan provisie af te dragen van zijn eigen ont­gonnen Duitse markt. Kwestie van afwachten. Wiens been het meest stijf kan worden.

Volgens Bertus is levering uit Engeland geen pro­bleem omdat het door hem zo warm aanbevolen apparaat uit voor­raad lever­baar is. We verdenken de leve­ranciers ervan dat zij door steeds maar tijd te rekken ons domweg proberen te dwingen een artikel uit hun voorraad te kopen. Het duurt immers al maan­den.

`Hoe lang duurt het dan nog, denk je?' vragen we totaal over­bodig. We kennen het antwoord al.

`Ik denk volgende week'. Zegt hij schaamteloos. `Ja, volgende week, zou wel eens kun­nen. Dan kan die staking wel eens voor­bij zijn'. En met een glimlach,`Die leu kunnen toch niet eeuwig blievun stakun.'

We willen wel naar de concurrent, maar die zit aan de andere kant van het land.

 

`Lukt wel' zegt Brands met licht gedempte stem, als de man het vertrek heeft verlaten om wat papieren te halen.

`Lijkt mij ook wel', beaam ik, alsof ik er verstand van heb.

Toch hangt er een licht gespannen sfeer in het gesprekskamer­tje van de Rabobank aan de Raiffeisenstraat. Het kamertje is dat wel gewend. Hier zetten klanten hun beste beentje voor om de door hun zo begeerde lening los te krijgen. Hier worden met verve argumenten op tafel gelegd, die door de bankman met een vrien­delijk gezicht, weer tot droge feiten gereduceerd, op papier worden gezet om later door weer andere bankmannen gelezen te worden en beoor­deeld op kredietwaardig­heid.

 

`We hebben ook nog een nieuwe vrachtwagen nodig', zegt Brands.

`Oh, ja? Is dat zo?' denk ik.` Daar weet ik niets van. We hebben namelijk net een nieuwe en die voldoet prima.'

Maar dit is niet de plek om mijn verwarring te laten merken. We hebben de man net aan het verstand proberen te brengen dat we een stabiel bedrijf zijn, al zijn we maar een top veertig orkest. Naar buiten zullen we als een man overkomen. Aan mij zal het niet liggen. Geen vuile was buiten.

`We hebben natuurlijk zelf ook nog geld, maar niet genoeg' zegt Arie.

`Natuurlijk, natuurlijk.'antwoordt de man.`dus tienduizend gulden voor een mengtafel en een vrachtauto? Zeg ik het zo goed?'

Brands knikt instemmend. Ik knik overbodig mee. Het gesprek gaat tussen hun beide. Ik mag mee voor de handtekening.

Binnen After All is volgens Brands niemand meer kredietwaar­dig. Iedereen heeft zware financieringen om de nek of heeft een negatief dossier in Tiel.

`Heb jij nog leningen lopen dan?' heeft Arie me gevraagd.`Het is ook in jouw belang, als je als technicus tenminste met een fatsoenlijke mengtafel wilt werken'.

Hij zal persoonlijk zorg dragen voor de aflossing. Hij heeft het er met de anderen over gehad en ze zijn niet geïnteres­seerd in nog meer schul­den. Dan is meteen alle apparatuur van hem en heeft de rest van de band daar geen ellende meer van. Hij zal dan voor de spullen zorgen tegen betaling van een beetje huur. Probleem alleen is dat hij zelf nu geen krediet krijgt want hij heeft nog een kleine lening lopen, maar er komt geld genoeg binnen. Ik zal geen risico lopen.

`Nee, ik heb geen leningen lopen. Ik zal er wel over naden­ken.'

Ik heb eens een lens voor mijn camera laten financieren. Vijfhonderd gulden. Keurig terugbetaald in twaalf termijnen van zo'n vijf­tig gulden terug. Daar zal het niet aanliggen. Ik voorzie wel problemen omdat ik geen vast en vooral geen hoog inkomen heb. Maar volgens Arie is dat geen probleem. Deze bank is erg soepel. En dat zal ik merken.

 

`De bank wil uiteraard een deel van het kentekenbewijs in verzeke­ring stellen'. Gaat de man verder,`Dus als deze aan­vraag gehonoreerd wordt wil ik u verzoeken dit te overhandi­gen.'

`Aangezien u', de bankman wendt zich waarachtig tot mij,`niet over een vast inkomen of een vaste werkgever beschikt, zal de bank een borg eisen. Iemand die we kunnen aanspreken ingeval u niet af mocht lossen.'

`Oei, problemen', denk ik.

`Geen probleem.' zegt Brands,`Dan sta ik wel borg.'

Ik probeer mijn verbazing te onderdrukken. Hoe kan hij dat nu zeggen. Hij was toch niet kredietwaardig. En dat zal toch wel op zijn minst van een borg verlangd worden. Zo krijgen we nog geen geld. Maar te langzaam ontwikkelt er zich bij mij een vaag gevoel dat er hier iets niet klopt. Ik kan er niet direct de vinger op leggen.

 

`Heb je tijd?', vraagt Arie in de deuropening.`De Rabobank heeft gebeld. We kunnen het geld ophalen.

`Ik ga zo mee'. antwoord ik, `Even deze foto's uitleggen anders plakken ze straks aan elkaar. Was het trouwens geen probleem?'

`Blijkbaar niet. Ik heb de telefoon niet zelf opgenomen.'

`Kom, we gaan' en ik steek mijn paspoort bij me.

 

`Mijne heren' zegt de bankman plechtig als hij ons met een uinodi­gend armgebaar hetzelfde kamertje weer binnenlaat, `de bank heeft besloten u de gevraagde geldsom te lenen. heeft u nog vragen? Nee? Als u dan deze papieren hier en hier' wijzend over de vellen', wilt ondertekenen, dan haal ik zal ik nu even naar de kas gaan en het geld halen'.

Met een minuut is de man terug met in zijn ene hand tien briefjes van duizend en in zijn andere een lege enveloppe.

Aangezien ik de formele lener ben, telt hij voor mij de tien briefjes uit die ik in de enveloppe gestoken direct aan Arie overhandig. Deze laat ze in zijn tasje verdwijnen.

`Dan zou ik van u nog graag het kenteken willen', gaat de man verder.

`Ik dacht al dat ik iets vergeten was'. Is Arie's antwoord.

Tot mijn verwondering vindt de man dat niet erg als we dat in de loop van de week maar even brengen. Liefst zo gauw moge­lijk.

`Uiteraard' is het antwoord op vertrouwenwekkende toon verge­zeld van een beminnelijke glimlach en met die belofte nemen we afscheid.

 

Een paar dagen later informeer ik heel naïef bij Arie of hij het kentekenbewijs al naar de bank heeft gebracht. `Nee, daar ben ik nog niet aan toe gekomen'. En zijn blik blijft hangen in de verte.

 

Een maand later belt de man van de bank of Arie die kenteken­pa­pieren nog komt brengen. Arie vertelt hem dat hij net op het punt staat de vrachtauto te verkopen omdat we er al snel uitge­groeid zijn. We zullen een grotere moeten kopen en voor de financie­ring zullen we een dezer dagen bij hem langs komen. De man moet geglunderd hebben om zo'n succesvolle en tevreden klant. Een maand later moet hij gehoopt hebben dat zijn chef er niet achter komt.

Ik vraag me af of destijds in het kamertje van de Rabobank het kenteken toch niet plotseling tevoorschijn was gekomen als de man erop gestaan had met de opmerking `Geen kentekenbewijs, geen geld'. Maar ja, hij had het geld al overhandigd en kon het moeilijk terugvorderen.

 

 

1974

Ik kende Gerrit Trip. Die had ik eens weer opgezocht. Hij was geswitcht naar de top veertig muziek en was daar heel tevreden mee. Hij was erg onder de indruk van het nogal vreem­de succes dat hem ten deel was gevallen. Hij had met After All een coverversie van `If you need me' op de plaat gezet in een Enschedees studiootje en dat plaat­je was een hit gewor­den in Zuid Afrika. Een nummer één notering, vóór Ringo Starr's `Foto­graph' bij Springbok Radio. Of die zender wat voorstelde weet ik niet, maar Gerrit zag in ieder geval van een Zuid-Afrikaanse toer wel zitten. (We zijn mis­schien geneigd automatisch aan te nemen dat het omroepsys­teem in Zuid-Afrika hetzelfde is als bij ons. Wij beschikken in Ned. anno 1973 nog niet over locale en regionale zenders, misschien barst het er daar wel van en is Springbok Radio wel de locale zender van het gelijknamige plaatsje aan de west­kust. Aan de hand van verkoopcijfers is het ook moei­lijk te achterhalen daar de band van deze hitver­sie nooit een cent heeft gezien. Een slimme producer/platen­baas, die profi­teerde van de naïviteit en onervarenheid van de jongens, had alle rechten inge­pikt.)

Maar waar of niet waar? In Nederland werd er met dat succes goed zaken gedaan. Het was altijd onderwerp van gesprek bij interviews. Iedereen wou altijd weten hoe dat nou zat. Het leverde hier in ieder geval een hoop publiciteit op. Genoeg voor een plakboek en een platendeal met een echte gere­nom­meerde platenmaatschappij, Negram.

Als fotograaf vind ik popmuziek interessant. Mens in actie, maar leuker nog groepsportretten. Op een foto een sfeer creë­ren, die in het verlengde ligt van wat op podium of grammo­foonplaat gebeurt. Voor het bouwen van een imago kan ik dagen en nachten in de doka zitten.

Ook Gerrit is daar gevoelig voor en al gauw vraagt hij of ik niet eens met mijn camera mee wil gaan naar een van hun optre­dens. Een paar maanden loop ik regelmatig mee en steevast is na de eerste set de vraag, `hoe klinkt het in de zaal'. Waar­schijnlijk ben ik de eerste die niet automatisch antwoordt dat het wel goed of zelfs fantastisch is. Ondertussen lever ik wat foto's aan die in ieder geval leuk zijn voor het nageslacht. Tot spijt van Trip verhuis ik naar Maastricht.

Als ik een paar maanden later (mei'75) nog eens langs kom en ik mijn twijfels uit over mijn verblijf in het zuiden, weet hij me over te halen bij After All te komen werken als techni­cus. De band bestaat nog maar uit vier man. Ze willen profes­sioneler gaan werken, hun succes meer proberen uit te buiten en ik zal achter de mengtafel komen. Ik zal gewoon een vijfde lid zijn (alleen financieel niet). Er wordt niet van mij verwacht dat ik met spullen van een ander sleep (waar ik vreselijk allergisch voor zou zijn geworden). Samen opbouwen, samen afbre­ken, samen drin­ken en af en toe nog wat foto's maken voor hun platenhoesjes, posters en strooifoto's.

 

Als Gerrit en ik de plas oprijden aan de achterkant van tex­tielfabriek Richtersbleek, zit Henk in zijn Eend te wach­ten en is Arie net bezig de Mercedesbus in de deuropening van het ontmantelde gebouw te parke­ren. Benny komt later. Hij moet nog naar school. Conser­va­torium.

Het is broeierig. Eigenlijk is het geen weer om te repeteren. Maar als topveertig band moet je je repertoire bijhouden en de eigenaar van de tent waar we aanstaand weekend zitten heeft de vorige keer al geklaagd dat er te oude nummers gespeeld wer­den. Als er nu niet iets aangedaan wordt, hoeven we niet terug te komen. Vandaar dat Brands er min of meer op gestaan heeft.

Eigenlijk is het binnen best uit te houden. Door de witge­schilderde ramen, textielfabrieken eigen, wordt de warmte redelijk buiten gehouden. Op ons dooie gemak lossen we de Mercedes en bouwen van de kisten, kasten, zakken en tassen een geluidsinstallatie waarmee te repeteren is. Voor mij is dit het moment dat ik eventuele defecten, het afgelopen weekend aan het licht gekomen, te lijf kan gaan. Maar ook ik heb geen zin. Ik heb hem met Gerrit gisteravond teveel van Jetje gege­ven. Wezen stappen in Nordhorn. Daarvoor bij Stokkers al vast gepruufd. De alcohol komt me nu nog de oren uit. Ik ben dan ook blij als het spul staat en ik even alleen buiten kan zitten. Om een plotseling opkomende buikpijn niet uit te dagen, laat ik me voorzichtig langs de muur naar beneden zakken. Zo, ik zit. Liggen zou beter zijn maar ik wil niets aan de jongens laten merken. Leedvermaak is hier een populaire sport. En terecht in dit geval. Maar je moet wel zorgen dat je niet het slachtoffer wordt. Een fikse scheet zou me goed doen. Ik doe mijn best en pers. Het verwachtte krakende geluid blijft uit, maar mijn broek heeft zich met bruine warmte gevuld. Skiet, hoe los ik dit nu op? Geen water in de buurt en een scherpe geur begint al aardig op te stijgen. Ik moet naar huis maar ik heb zelf geen vervoer. Binnen klinkt I'm a soul­man in een weinig gevorderd stadium. Ik besluit te wachten tot de muziek ophoudt

Een houding kiezend, die het midden houdt tussen veiligheid en onverstoorbaarheid, roep ik Henk vanuit de deuropening om de sleutels van zijn 2CV. Ik moet iets ophalen. Met een boog vliegen de sleutels vanachter het drumstel op me af. Vangen. Als ik maar niet hoef te bukken. Gelukkig geen vragen. Niemand heeft iets gemerkt. Uit de cabine van de bus gris ik een krant en leg die op de bestuurdersstoel van de Eend, steek de sleu­tel in het contactslot, draai en verbaas. Niets. Draai nog eens. Weer niets. In de hal klinkt ...... Ik begin aan mezelf te twijfelen. Zelfs met het dak open hangt hier nu al een lucht om van te kotsen. Nu moet ik die auto ook nog uit om hulp te halen. Ik wacht en probeer na te denken. Verwoed draai ik weer aan het sleuteltje. Niets, niets, niets. De derrie ver­hindert me om van kwaadheid op de vloer te gaan stampen. Als dit uitlekt, moet ik het maanden aanhoren.

Plotseling dringt tot me door dat de muziek heeft opgehouden. Ik kijk in de spiegel en schrik. In de deuropening zie ik vier koppen boven elkaar om de deurpost heen kijken. Met een grijns op hun gezicht staren ze me aan. Ze hadden wel verwacht dat ik die auto niet aan de praat kon krijgen. Henk doet een paar stappen naar voren. Ik zie het al voor me. Hij zal het portier open doen, terwijl ik er nog zit en dan onder het stuur twee draad­jes aan elkaar verbinden of zo. Of hij zal vanaf afstand de krant zien waarop ik zit.

Maar tot mijn opluchting (de zoveelste) roept hij vanuit de deuropening: `Naast het stuur zit een rode knop, dat is de star­ter.'

`Zo, zij hebben lol gehad, maar hebben er geen weet van welke lol ze zijn misgelopen', denk ik tevreden.

Opgelucht geef ik gas en ben, voor zover een Eend dat toelaat, als de donder weg.

 

Als ik een uur later terugkom, zitten Gerrit, Henk en Bennie in het zonnetje. Brands is weg. Moest plotseling bellen. Zal zoals gewoonlijk ook nog wel duren. Ze zijn chagrijnig, maar willen het niet uitspreken. Het gebeurt steeds vaker dat Brands hun tijdens een repetitie laat wachten. Steeds vaker wordt er gedreigd op te stappen als hij niet binnen afzienbare tijd verschijnt. Bennie verzuimt steeds vaker uren van school voor een repe­ti­tie die dan niet door gaat en Gerrit had ook liever met Jetty op het Hulsbeek gelegen. Henk probeert begrip voor Arie te kwe­ken,` Die telefoontjes leveren ons wel werk op'.

Maar toch.

 

De verwachtingen zijn hooggespannen. Er wordt hard gerepeteerd voor een nieuwe single. Ik ben druk met de geluidsinstallatie. Ik moet het vak duidelijk leren door ondervinding. Literatuur is er in Nederland nog nauwelijks. Advies is moeilijk te krijgen. Van P.A.-systemen hebben maar weinig mensen kaas gege­ten. Tech­nici die hier ervaring mee hebben zijn er in de buurt niet te vinden. Iedereen fantaseert maar wat. Ik ook.

 

Omdat de fabriekshal niet te verwarmen is moeten we voor het winter wordt een andere repetitieruimte hebben. Herman Lip­pinkhof heeft op zijn boerderij de oude studioruimte van ERC leegstaan, waar we dankbaar en tegen enige betaling gebruik van maken. Ook hier kan het behoorlijk koud worden, maar er staat een kachel en als er iemand wat vroeger komt om hem aan te steken, kan het er toch nog net acceptabel warm worden. Alleen de voeten blijven als ijsklompen aanvoelen op de beton­nen vloer.

 

Bertus heeft gebeld. De mengtafel is aangekomen. `Hoe kan dat nou?' We kunnen het bijna niet geloven. We zijn gematigd en­thousiast. Er zal vast nog wel een adder onder het gras zit­ten. Morgenavond komt hij. Als vergoeding voor het lange wachten komt hij hem zelf brengen. Zeven maanden wachten op een 24 kanaals mengtafel.

Met gebogen hoofd, niet van schaamte maar omdat het deurtje niet hoger is, komt Bertus de repetitieruimte binnen. Op zijn gezicht de lach van een overwinnaar.

`Ik zal hem dan maar even uit de auto halen', kondigt hij aan. Ons aanbod om te helpen wordt vrien­delijk afgeslagen. Ik betrap me er op dat het me tegenvalt dat het apparaat door een man te tillen is. Maar met een kist er om heen zal dat nog wel anders worden.

Bertus maakt aansluitingen met wat meegebrachte verloopsnoer­tjes en roept een paar oe's en a's in een microfoon. Dan drinkt hij snel een pilsje, waarschuwt ons dat we er even aan moeten wen­nen en wenst ons veel succes

We blijven alleen achter en we proberen nog wat uit. We zijn nog lang niet tevreden. Eigenlijk vinden we dat het niet eens fatsoenlijk functio­neert. We kunnen geen volume maken. Bij het minste zingt de boel rond als een oordeel. Morgen moeten we naar Zuid-Laren, de Gouden Leeuw. Iemand stelt voor met de oude spullen te gaan, wat onmogelijk is omdat daar al enige onderdelen uit verdwenen zijn. Tevergeefs bellen we Bertus. Niet thuis. Zal de bui wel hebben zien hangen en zijn vrouw geïnstrueerd. Tot drie uur in de nacht zitten we in de steeds kouder wordende ruimte en uiteindelijk besluiten we de boel de boel te laten en het er op aan te laten komen. Als morgen daar in Drente blijkt dat de boel niet goed werkt kunnen we altijd nog gebruik maken van de storingsdienst. Gewoon een paar uur eerder weg.

De volgende dag hebben we onder een uitgelaten stemming het geluid van ons leven, zonder problemen tevoorschijn getoverd door ondergetekende, uw ge­luidstechnicus. Hoe het komt is me een raadsel.

 

We maken ons steeds meer zorgen om Brands' verschroeide aarde tactiek. We vinden dat het ook onze reputatie schaadt. Wij hebben meer dan Brands het gevoel dat zaaleigenaar en band elkaar in de ogen moeten kunnen blijven kijken. Arie denkt daar anders over.

Als ik met hem bij Reyerink, Lievelde zit na een middagje Saris Dinxperlo vindt hij in een door mij meegenomen catalogus van Sennheiser een landkaart van Duitsland. Ik zie dat hem dit fascineert. Het is me allang zonneklaar dat hij het als een privéveldtocht ziet om dat land te gaan veroveren.

`Kijk', zegt hij `we eten van dit gebied hier en tekent met een pen nauwkeurig het lapje grond, dat wij tot vaak diep in de nacht doorkruisen. Na een onhandige poging het omkaderde stukje te arceren, constateert hij dat dit hooguit vijf pro­cent van het totale Duitse grondgebied is.

`Hier kunnen we nog best een paar jaar van eten. En als ze ons uitgekotst hebben, om wat voor reden ook, dan pakken we gewoon het volgende stukje grond.' En hij zet nog een kringe­tje op de kaart.

`Maar dan moeten we wel steeds verder rijden.' probeer ik nog, wetend dat dit een zwak argument is. Bovendien vind ik hoe verder, hoe mooier. Maar het stuit me tegen de borst dat ik in het kielzog zit van een band waarvan de leider consequent afspra­ken met zaaleigenaren aan zijn laars lapt. Ik ben te zacht voor het zakenleven.

Haarman in Melstrup meent met After All een goede publieks­trekker in huis te hebben. Immerhin zo'n tien procent meer bezoekers dan gemiddeld. Hij wil dan ook dat we exclusief voor hem gaan werken. D.w.z. in een straal van pakweg 25 km, in concreto bij twee concurrerende zalen wordt als het aan hem ligt niet meer door After All gespeeld. Valt over te praten, volgens Brands, als het gage verhoogd wordt van 1800 naar 2400 D-mark. Er wordt een akkoord bereikt maar Brands gaat op een draf naar de concur­rent. Die biedt meer, al is het alleen maar om Haarman te pesten. Ook de tweede concurrent levert zijn bij­drage. Het eind van het liedje is dat we voor 2700 mark in de watten gelegd worden en wel in alle drie zalen.

Na verloop van tijd vallen de twee concurrenten af omdat zij het hoge gage niet meer kunnen betalen en rest alleen nog Haarman. Voor dezelfde hoge prijs, die hij knarsetandend maar sportief betaalt.

 

Duitsland wordt steeds leuker voor ons. Maar wat mij betreft vallen we te vaak terug op het circuit in de Achterhoek en Twente waar ik het gevoel heb voor de kat zijn viool te staan. Je wordt er doorgaans matig behandeld. Als je geluk hebt krijg je naast je gage van 1200 piek, drie consumptiebonnen de man en om elf uur bitterballen. Verder krijg je gratis gejen van het publiek. Bier genoeg over de mengtafel.`Als ik hier aan­draai wat ge­beurt er dan?' Weer zo'n rotkop die je met of zonder takt van je af moet zien te schudden. Beetje bescher­ming van de zaalei­genaar hoef je niet te verwachten.

`Moet je maar niet met zulke opvallende apparatuur in de zaal gaan staan. De andere bandjes doen dat ook niet. Dat is vragen om moeilijkheden.'

Eigenlijk hopen ze dat je met die spullen opstapt uit de zaal omdat het teveel plaats inneemt. Iedere stoel is goed voor een omzet van 25 gulden. Dus wat hun be­treft komt wat intimidatie van het publiek niet eens ongele­gen. Misschien houden die moderne fratsen dan wel weer op.

Door de steeds groter worden­de hoeveelheid apparatuur moet er soms eerder een mannetje naar de zaal gestuurd worden om de deur voor ons te openen. Het kwam nog regelmatig voor dat we er pas een uur voor aanvang in kon­den. Ook na afloop vinden ze dat we sneller op moeten rotten. Het duurt lang voordat ze in de gaten krijgen dat ze met hun tijd meemoeten. Ze hebben te lang hun brood verdiend met een weinig eisen stellend dans­band­je op een podium ter grootte van een postzegel ergens in een donker hoekje. Ook het publiek begint zich meer te roeren. Zit overal met de vingers aan en schreeuwt de hele avond om nummers van Normaal. Maar wij spelen geen nummers van Normaal en Normaal niet van ons. Je kunt de schreeuwers toch niet tevreden stel­len. Als het aan hen ligt kun je de hele avond wel Nor­maal blijven spelen. En dan heb je de zaalhouders weer in je nek, doodsbang dat er zich Normaal-taferelen af gaan spelen in hun stulpje. Sommigen verbieden ronduit dat Oerend Hard in hun zaal ge­speeld wordt. `Normaal heeft een boel kapot gemaakt in de Achterhoek', volgens een van hen. Daar discus­sieer ik niet eens over.

 

Teach In heeft zijn/haar lichtinstallatie te koop en Brands is er als de kippen bij. Negen lampen van 650 Watt verdeeld over drie masten moeten ons meer aanzien geven dan andere bands in ons circuit. Het levert een hoop problemen op. Lang niet alle zaalhouders zijn er blij mee. Vooral in de Achterhoek stuiten we op tegenwerking. Probleem is namelijk dat we meer stroom nodig hebben. Drie vrije fasen van 220V. En aangezien die meestal niet naast het podium te vinden zijn, slepen we altijd een 50 meter lange kabel mee van voldoende dikte om elders in het gebouw een aansluiting zonder stekker te maken. Dit meest­al in een volledig in bedrijf zijnde meterkast. Ik kan niet altijd voorkomen dat de vonken me hierbij om de oren vlie­gen. In Duitsland presteer ik het om een heel complex bestaan­de uit zaal, voorcafé, imbiss, woonhuis en parkeer­plaats in het donker te zetten als ik een fader van de licht­installatie openschuif. Maar anders dan in de Achterhoek wordt dit hier sportief opgevat. Het is sensatie en daarom leuk. Bovendien weet men hier dat sensatie goed verkoopt.

De investe­ring van de lampen, hoe hoog ook, is er snel weer uit, ondanks onhandigheden als wegsmeltende kleurfilters vanwege een ver­keerde aansluiting en het omvertrekken van hele licht­masten door een nog niet helemaal ingewerkte lichtman. Zonder licht hoeven we in Duitsland niet meer aan te komen. Sommi­gen boeken ons zelfs om de lampen. Ze zijn gek op de snoepjes­kleuren. Brands is beledigd als hij door T.I. via een incassobureau wordt gesommeerd 1000 piek te betalen als hij een zekeringkast niet retourneert. Brands vindt dat het bij de lichtinstallatie hoort. T.I. duidelijk niet.

 

Ik krijg bericht van de Rabobank. Ze zijn benieuwd wanneer ik eens ga aflossen. Ik beloof dat ik mijn best zal doen en trek bij Brands aan de bel. Als dat na een tijdje niets oplevert, bespreek ik het in de maandelijkse vergadering. Daar blijkt dat de rest van de band van geen financiering op de hoogte is. Het geeft me een onprettig gevoel, omdat ze daarom ook niet aangesproken kunnen worden op hun verantwoording. Als ze willen kunnen ze zeggen dat het hun pakkie an niet is. En dat is het ook niet. Maar ze laten me niet zakken. Ze zorgen op zijn minst voor de morele steun en proberen wat druk op Brands uit te oefenen, door het onderwerp ieder maand op de agenda te zetten. Niet dat het wat uitmaakt. Brands zet ze gewoon voor de keus. Ik wil de bank wel betalen maar dan kan ik jullie niet betalen.

Op de vergadering wordt ook de boekhouding gecontroleerd. Er blijkt een omzet van ongeveer 20.000 piek in de maand te zijn. Marken en guldens worden gemakshalve door elkaar gehaald. `Je denkt toch niet dat ik dat allemaal ga omrekenen'. Een post van 2.000 gulden aan diversen roept ook vragen. Die zal wel zijn om de boekhouding sluitend te maken. Dit kan betekenen dat onze bandleider boven zijn verdiende gage nog eens 3.000 gulden in zijn zak steekt.

 

Nederland wordt geteisterd door treinkapingen, een rot gekozen strategie, die niet alleen mensenlevens kost maar ons in het buitenland (lees Duitsland) een naam oplevert van ondoortas­tende watjes.

Vroeger gilden ze `Wir haben es nicht gewusst' nu roepen ze `Wir haetten es wohl gewusst'. `Damals im Krieg'. Met een belerende uitdrukking op hun dikke koppen. `Platzpatro­nen, Blauw­zuurgas' is het gratis en ongevraagde advies, ge­volgd door hun heldendaden in Hongarije of Polen, die ze met verve en zonder gene door onze in verlegenheid gebrachte strotten probe­ren te douwen. Stiekem verlang ik naar de Achterhoek

In verscheidene kroegen hangt boven de ingang dezelfde inge­lijste kop van een op zijn minst discutabele voorouder. Als ik vraag wie het is, krijg ik altijd een ontwijkend antwoord. Dat zou ik niet willen weten, is hun antwoord. Of grote verzame­lingen pasfoto's van gevallenen, hiërarchisch achter glas geplakt. De hoogste in rang bovenaan. Compleet met onder­schei­dingen. In de kroeg in ere gehouden door dronken broers en militante vaders. Moeders komen er niet aan te pas. Die treu­ren maar thuis.

 

We krijgen tabak van al die zaalhouders die voor de tape-acts gratis gebruik maken van onze installatie. Nu hebben we er zaterdag weer een, die eist zelfs dat we een bandrecorder meenemen. Geen cent extra. Dat zal ik hem afleren en stem toe, want ik heb een bandrecorder.

Voor mij, boven op de mengtafel, prijkt ten behoeve van het optreden van Tina Rainfort mijn Erres bandrecorder, een tweede handsje van tien jaar oud, van Appie Timmer overgenomen voor tweehonderd piek. De voorplaat is er af zodat ik tij­dens het afspelen allerlei aandrukrollen een zetje kan geven zodra ze de tape eraf dreigt te rijden. Een krom gebogen theelepeltje moet na iedere keer starten weer achter de play­-toets gewrongen worden, omdat het aanhaakpunt voor het veertje afgebroken is. Kortom hoogst vertrouwenwekkend voor duitse sterren met allu­res. Deutsche Gruendlichkeit ten top.

Anders dan de naam doet vermoeden valt er met haar niet te Barbydollen. Tina Rainfort is een vroeg afgeleefde dertiger, met harde trekken om de mond. Een zangeres die zich een verkeerd imago heeft aangemeten.

Hase, de chauffeur, begeleider en technicus (dwz. hij bedient de bandrecorder) van Tina Rainfort dankt zijn naam aan het gemis van twee voortanden en wekt de indruk wel wat gewend te zijn. Als ik hem de bandrecorder wijs (hij had hem niet her­kent) geeft hij geen krimp. De show van Frau Rainfort blijkt niet zoals gebruikelijk op een tape te staan maar op twee. Boven­dien heeft ze de volgorde van de nummers zo gekozen dat er driftig van tape gewisseld moet worden.

Na de tweede minuut verdwijnt langzaam doch resoluut het hoog. Een ferme duik van mij in het binnenste van de Erres levert mij een dankbare blik van de `Hase' op. Na tien minuten en drie keer van spoel wisselen raakt hij echter dermate de kluts kwijt dat het volgende door Miss Rainfort aange­kondigde lied achterstevoren uit de luid­sprekers komt. Mijn collega roept `Scheisse' en ik ben blij dat ik vanavond niet in dezelfde auto hoef met die mevrouw, die nu openlijk en luidruchtig aan Hases verstandelijke vermo­gens twijfelt.`Mit dir ist immer was loss'. Hase spoelt, zweet en wisselt tapes. Rainfort, als een volleerd profi niet voor een gat te vangen, probeert voor de achthonderd man publiek, een quiz te verzin­nen. Ze heeft het vast vaker meegemaakt, maar nu willen de vragen haar niet te binnen schieten. Het pu­bliek heeft er lol in. Het fluit, zingt en joelt. Na twintig minuten geven zowel Hase als Rainfort het op en ik mag na afloop als we aan tafel gaan tegenover de nog immer chagrijnige Tina zit­ten. Ik probeer haar op te vrolij­ken want ik weet van niets. Ook mijn naam is haas.

 

`Deutschland Weltmeister!!!', Schreeuwt iemand plotseling met schorre stem midden in mijn gezicht. Ik probeer niet te laten merken dat ik geschrokken ben. Ik heb mezelf tijdens al die uren achter de mengtafel behoor­lijk getraind stoïcijns te lijken. Niet of nauwelijks, in ieder geval heel rustig te reageren op de dingen die om me heen gebeuren. Alsof het mij niet aangaat. Als ze in de gaten hebben dat ze me op de kast kunnen krijgen is het hek van de dam. Maar de hufter die een jaar na het tournooi er nog prat op gaat dat zijn land de winnaar was, heeft me toch van mijn stuk gekre­gen. Ik stond geconcentreerd te luisteren. Mijn blik op de knoppen. De wereld om me heen vergeten. Mij schiet niet meer te binnen dan `Nou en?' te zeggen. Hij grijnst en is tevreden.

 

 

 

 

Als hitartiesten die alleen een tape bij zich hebben, gebruik maken van onze installatie, word ik voor de bediening ervan niet extra betaald. Er wordt vanuit gegaan dat ik dat er gewoon bij doe omdat ik er toch ben en al door AA betaald word. Maar ik verrek het om als een soort vanzelfsprekendheid behandeld te worden. Als Jürgen Drews, die net een hit heeft met `Ein Bett im Kornfeld', een soundcheck wil onder mijn etens­tijd en drie kwartier nodig denk te hebben voor een zangmicro en een tape vind ik dat machts­wellust. Na drie nummers in zijn geheel doorlo­pen te hebben, besluit hij zijn begelei­der,`Mut­ter Rats', een lood­zware Ampeg gitaarverster­ker uit de auto te laten halen omdat hij ineens tot de ontdek­king komt dat hij zichzelf ook nog op een elektrische gitaar kan bege­leiden. Als hij dan ook nog uitge­breid zijn meege­brachte teckel gaat staan aaien is voor mij de maat vol. Ik laat hem staan en ga eten. Later blijkt de gi­taarversterker toch maar niet gebruikt te worden.

Hondjes, en vooral teckels zijn mode onder de duitse schlager­zangers. Marianne Rosenberg sleept naast twee oude taarten in bontjassen en op varkenspootjes (kleedjufrouwen?) ook zo'n hondje met zich mee. Wil ook een sound­check en dan vooral de baas spelen over een P.A. waar ze niets van kan horen. Onze­kerheid en machtswellust wisselen elkaar af. Vol­gens mij worden dat soort mensen door hun succes hele­maal contactge­stoord. Ich bin wie du.

 

De band heeft zich de pleuris gerepeteerd om Danny Christian, die net een hit heeft met `Rosamunde', te bege­leiden.

Niks groot­heidswaanzin. De man is ruimschoots op tijd. Dit in tegenstel­ling tot de meeste andere etterbakken die zaalhouders vaak een zenuwinzinking bezorgen door op het allerlaatste moment, of nog later voor te komen rijden. Zo uit de auto het podium op. Maar Christian is op tijd. Zo vroeg zelfs dat hij helpt de vrach­twagen lossen.

 

Mulder, Baalder een beruchte zaal bij Hardenberg. Jarenlang zijn we de dans ontsprongen. Nu moeten wij er ook heen. We schijnen niet te kunnen weigeren. We moeten Bennie (BVM)een lol doen? Ik weet het niet. Ik zou wel graag willen dat er wat voorzichtiger geselecteerd werd. Dat soort zalen betekent vooral voor mij een hoop risico. Ik moet het in de zaal in mijn dooie eentje opknappen, zonder enige ruggensteun.

Een week of twee geleden kwam in de eerste pauze mijn veilig­heid ter sprake. De band garandeerde dat, ingeval er iets bij de mengtafel zou gebeuren, ze als een man van het podium zouden komen om me half te staan. Uitgerekend de volgende set breekt er een enorme vechtpartij uit, waarbij zo'n zes man bij betrokken zijn. Ze banen zich al slaand een weg rondom mijn stekkie. Een van hen komt bewusteloos, na een knal met een volle sektfles midden op zijn dikke harses, precies onder mijn mengtafel terecht. In de volgende pauze zei de band niets van het geknok te hebben meegekregen. Waarschijnlijk verblind door het licht.

Mulder, Baalder, geen verf aan de muren. Alles gelakt. Hout­kleurig. Er valt niets meer kapot te maken. Alles is al be­scha­digd of hangt ver buiten bereik. Een dertigtal onbe­holpen dronken schreeuwers bevolkt de zaal, die toch op zijn minst plaats kan bieden aan zevenhonderd man. De tent wordt duide­lijk geterroriseerd door een paar etterbakken, maar wonder boven wonder halen we heelhuids, op wat afgerukte knop­pen van de mengta­fel na, het einde van de avond.

 

`Politiepost Hardenberg', horen we de jonge agent zeggen als hij met een licht vragende toon in zijn stem de telefoon opneemt.

We zijn hier om twee uur s'nachts door een politieauto naartoe geloodst. We hadden nauwelijks licht op de vrachtauto. Brands had bij Mulder tijdens het inpakken de auto stationair laten lopen zodat het vast warm zou worden in de cabine. Op de valreep zijn we toch nog door iemand te pakken genomen. Een van de laatste bezoe­kers heeft de contactsleutel eruit getrok­ken en zal hem meegenomen of weggegooid hebben. Zo'n Mercedes wil dan wel blijven lopen, maar het licht valt dan op een parkeerlamp na wel uit. Na een kilometer werden we al door een patrouillerende politieauto onderschept, met als gevolg dat we nu op het bureau zitten in afwachting van een ANWB mon­teur die ons probleem kan oplossen.

De agent is blij dat hij wat gezelschap heeft. Hij bemant de politiepost in het dorp in zijn eentje. Een auto met twee agenten gaat op patrouille en als die weg is, gaat de deur weer op slot. Ook hier voelt men zich bedreigd. De man heeft zojuist in Drentse geuren en kleuren verteld dat de post s'nachts ooit eens belegerd werd door een paar honderd dronken kroeg­lopers, die verhaal kwamen halen. Met zeven opgetrommelde agenten waren ze met wapenstok en schild buiten de confronta­tie aangegaan. Hij was wel bang geweest. `Voor je het weet', had hij gezegd, `zit je met de kont op een wolkje. Maar je moet wat. Als je niets doet, ben je morgen weer aan de beurt.' Hij heeft de telefoon nauwelijks neergelegd of het gedempte gerinkel gaat alweer

`Politiepost Hardenberg'. We kijken elkaar aan en wanen ons in Elsink's Bakema. Aan de lijn blijkt weer dezelfde man te zijn als net. Hij belt, behoorlijk in de lorem, vanuit een kroeg en beklaagt zich dat de kroegbaas zijn autosleutels ingenomen heeft en dat is immers diefstal, nietwaar?. De agent adviseert hem opgeruimd, `Dan gai toch gewown lowpn, jong.' En na hem nog een prettige nacht te hebben gewenst en de waarschuwing dat rijden onder invloed o zo gevaarlijk is, legt hij op. `Die zal nog wel een keer bellen' zegt hij. Hij kent zijn pappen­heimers.

We zijn blij dat we hier binnen kunnen wachten. Buiten is het ijskoud. Ik stel me voor dat we ergens op een landweg in een steeds kouder worden­de cabine hadden moeten wachten. Ook de inmiddels gearriveerde monteur is blij dat hij deze klus op de beschutte binnenplaats van het bureau kan uit­voeren. Er staat echt een vieze wind. Onze gesprekken stagneren. We worden langzaam moe. Alleen de agent houdt het gesprek nog gaande. Hij geniet duidelijk van de belangstelling, die we niet alleen uit beleefdheid aan de dag (of nacht)leggen. De man is een geboren verteller.

Henk begint zich zoals gewoon weer zorgen te maken of hij wel op tijd thuis komt. Hij heeft geen gordijnen op zijn slaapka­mer en kan dan vanwege het licht niet in slaap komen. Gerrit grinnikt en adviseert er een keer iets aan te doen, omdat het probleem al jaren speelt. Vooral 'zomers is het een ramp. Henk haalt op de van hem bekende manier zijn neus op en geeft het grif toe. Hij vindt het alleen zo duur.

Ik begin honger te krijgen. Henk ook. Zal ook niet zo zijn. `Nou, een balletje koud?' vraagt hij met een visioen van zo'n glimmend vette klont. Hij leeft op balletjes koud. Hij heeft in mijn bijzijn nooit blijk gegeven een groter eetgenot te kennen dan een gehaktbal. Zijn grootste pech is als je hem beboterde broodjes voorzet. Boter en bier zijn z'n grootste gruwel. Hij heeft als vrijge­zel zelden wat eetbaars in huis. Hij schooiert zijn maaltijden bij elkaar in de zaal en onderweg er naar toe.

Ik zorg altijd dat ik een blik met een snelle hap op voorraad heb voor als ik thuiskom. Ik weet dan vaak niet of ik eerst moet poepen of eten. Niet zelden zit ik na tien minuten al op de w.c. met op de knieën een pan erwtensoep, het een op het ander geen voorrang gunnend. Da's pas ontspanning. Zo glijden de zorgen en het rumoer van het weekend van mijn schouders langs mijn rug de pot in.

`Politiepost Hardenberg.... Bijj daar weer,jong? ....Nei, ik kan niet kowm.....  Wat zeij, de burgermeejster belln'? Na­tuur­lijk, miskien dat dat helpt. Doe maar. En loat mien eejm weijten oft lukt is. Doaag heurr.'

De agent heeft er duidelijk lol in gekregen.` Zo die ben ik kwijt.', zegt hij trots. De burgermeester zal hem wel de kast uitvegen, maar even later meldt de dronken man dat hij ook daar bot heeft gevangen. De monteur komt zijn handen wassen en verklaart de auto weer bruikbaar. Anderhalf uur later zit ik met mijn pan met erwtensoep ...

 

We kunnen ze niet inschatten. Snappen niets van hun tempera­ment. Zien niet of ze crimineel zijn of alleen maar ruw. Tuk­kers hebben geen kijk op de lui in de Noord, het cir­cuit ten noorden van Amsterdam, de West-Friezen, de vissers en de tuin­ders. De kleine dorpjes aan de sloten en kanaaltjes, met de afge­ragde zalen met hun kozijnen als toverballen, waar vier lagen verf in verschillende kleuren weer doorheen gesleten zijn, waar geen tafel nog vier vaste poten heeft en waar de sier­dakpannen met spoorbielzen boven de bar bij de soundcheck spontaan naar beneden donderen, waar motorrijders zich met zijn tienen tegelijk zonder te betalen een weg naar binnen force­ren, waar hele geluidsinstallaties in een mum van tijd tot gort worden gesla­gen, waar vissers artiesten vogelvrij verkla­ren, waar drie generaties familie in een zaal rondlopen en het dan ook nog met elkaar aan de stok krijgen, waar je banden aan flarden gestoken blijken te zijn, waar de ruiten­wissers com­pleet met ruit verwijderd blijken te zijn, waar ze je de zangeressen als Sabijnse maagden van het podium dreigen te roven, waar ze met vier man de mengtafel onder je handen vandaan halen en op de grond leggen, waar de angst je op de dijk Enkhuizen-Lelystad al bij de strot grijpt, waar je de hele avond voor anderhalve man en een paardenkop, een Fats Domino-fan en een kat zonder kut kunt spelen.

Maar altijd een warm onthaal van de zaalhouder, altijd welge­meende interesse van zijn vrouw en altijd mee-eten, lekker en veel. Gastvrij­heid als in Duitsland maar dan warmer en ook tot de zon opkomt.

 

Hoezeer we in de foute hoek zitten, blijkt wel als ik op een avond bij Cor en Netty twee nichtjes van Netty ontmoet. Een ervan woont in Enschede, de ander in Tunesië. Op de vraag wat ik voor de kost doe, vertel ik ze dat ik ge­luistechnicus ben.

`Bij After All', vult Netty aan.

`Nooit van gehoord', zegt de Enschedese nicht, terwijl haar in Tunesië wonende zus enthousiast uitroept dat ze daar een plaat van heeft. Ik denk aan de vijfentwintig kampeerders, waar we gisteren voor stonden.

 

`Waar zitten we morgen?'

`Gross Hesepe, bij Addy.'

`Oh.'met een toon van `alweer?'.

We weten geen van alle meer wat we er van moeten vinden. Addy Kantzen in Gr. Hesepe is een vaste zaal voor ons. Al drie jaar zitten we er zo ongeveer om de zes weken. Soms wel vaker. De sleur slaat toe bij ons. Een groot deel van het publiek kent ons onderhand bij naam. Je moet altijd blijven lachen. Altijd doen alsof je blij bent als je ze ziet. Het wordt te persoon­lijk. Het wordt te voorspelbaar. De enige afwisseling is een fikse vechtpar­tij, een tape-act of een talentenjacht. Een talentenjacht is het eigenlijk niet. Ze noemen het een Jekami. Jeder kann mitmachen. Om weddenschappen. Mensen worden uitge­daagd om mee te doen. De meesten kunnen geen toon houden, kunnen niet timen, kunnen niet zingen en weten dat, maar een enkeling betreedt met diezelfde talen­ten het podium in de hoop einde­lijk ontdekt te worden. Hoon, spot, hilariteit is zijn of haar deel. Ze worden ge­sterkt door het idee dat de carriëre van hun idolen ook niet in een dag zijn opgebouwd. Voor je doel moet je offers brengen. Elvis zal ook offers ge­bracht moeten hebben. Nee, ze zijn niet tegen te houden. Eens zullen ze ontdekt worden ook al heeft het publiek hier geen verstand van muziek. Dat is toch duidelijk te horen anders joelden ze niet zo.  

Maar niemand vertelt ze dat ze geen talent hebben. Waarom zou men. Het gelach in de zaal moet toch duidelijk genoeg zijn. Ze zetten zich toch vrijwil­lig voor paal.

 

Maar er is vanavond geen Jekami of een tape-act. Vanavond is:

Voor de zoveelste keer `Tag, Addy'zeggen als je een handje geeft in het voorcafé en meteen al je eerste zware Duitse pilsje in ontvangst neemt. Een gemoedelijke babbel. Informeren naar elkaars gezondheid. Snel tot het doel van de dag over zien te gaan om aan een vroegtijdige dronkenschap te ontkomen.

Vaste prik. Om half acht eten aan de grote gedekte tafel in de kamer naast het podium. Kottelet met Kartoffelsalat of Nudeln, onterecht bescheiden geserveerd door Addy's vrouw of dochter. Snel omkleden en op naar het eerste gratis pilsje. Er zullen er nog velen volgen aangeboden door de fa. Kantzen of haar publiek. Vriendinnen van bandleden zullen bij mij op de kist achter de mengtafel plaats nemen. Dan horen ze ergens bij. Dan zullen ze minder snel lastig gevallen worden door dronken plattelan­ders.  de vriendinnen komen hier niet voor hun lol. Ze komen hier om hun vriend­je. Ze komen hier omdat ze stinkend jaloers zijn. Ze komen omdat ze vinden dat ze hun vriendje in de gaten moeten houden en ze zullen daarbij hun jas losjes over hun arm gehan­gen houden. Eerst vinden ze het nog wel leuk maar daarna zullen ze met verveelde gezichten mij vragen gaan stellen. Oninteressante vragen om de tijd te doden. Met ant­woorden die meestal vroegtijdig sterven in het lawaai. Ik heb ook geen zin om mijn keel rauw te schreeuwen en laten boven­dien de bandleden zelf hun vriendinnen maar vermaken. Anders worden ze nog jaloers ook nog.

Ik zou eens van het ene optreden naar het andere met de perso­nenauto van Brands achter de touring­car aanrijden. Zijn locale vriendin zou bij mij plaats nemen. Om ruzies te voorkomen reizen vrouwen nooit mee in de bus. Aan­gezien verder nog niemand(?) een groot rijbewijs had moest Brands de touringcar rijden. Ik zou me wel aan de bus vastkleven met een slakkengan­getje, ware het niet dat ik nog moest tanken, zowel de bus als de weg kwijtraakte en pas twee uur later met Jutta op de plaats van bestemming aankwam waar we door een foeterende Brands opgewacht werden. Angst, zorgen en rats hadden hem overmand, zei hij. Toen ik uiteindelijk verscheen had hij deze emoties ingeruild voor kwaadheid. Later werd me duidelijk dat hij me gewoon niet vertrouwd had. Bang dat ik iets met zijn vriendin­netje uitgespookt zou hebben. De jongens hadden hem opgejuind. Hij was bijna ziek geworden van jaloezie.

Het vriendinnetje had die avond weer gewoon plaats genomen op de kist. Wat moest ze anders.

Om tien uur dienen zich de eersten al aan. Freundschaft trin­ken, Charly trinken. Iedere zichzelf respecterende Duitse dancing heeft een Charlybar of een variant daarop, meestal bestaand uit een paar schragen, planken en wat vlaggetjes. Cola-wisky (Charly)is het enige dat er verkocht wordt. Je nodigt niet zomaar iedereen uit om een Charly te drinken. Dat doe je alleen als iemand iets voor je betekent. Het is vaak een symbool en mensen die met symbolen en drank omgaan zijn vaak niet de makkelijksten. Een weigering wordt dan nog wel eens als een belediging opgevat. Voor je het weet zit zo iemand de halve avond om je heen te zeiken. Iedere fase van de avond wordt weer apart ingeluid met drank. Men begint alsof er nog geen druppel gedronken is. Op ieder willekeurig moment van de avond kun je binnen een half uur gratis apelazarus worden. Geen wonder dat we wel eens iemand van ons na het optreden met bijbehorend naborrelen weggedragen moet worden. Bij Kantzen is iedereen wel een keer aan de beurt. Niemand ontspringt de dans.

 

 

Op de terugweg in de bus zoeken we alles wat los en vast zit en proberen dat rijdend tegen de Duitse verkeersborden te mikken. Ik voel iedere keer een triomf als ik een bierfles op zo'n paal of bordje uiteen laat spatten. Wie denkt dat dat een hoop lawaai oplevert heeft het mis. Je gooit en bus haalt de fles alweer in. Als je scherp oplet hoor je achter je een korte scherpe tik, bijna door het monotone geluid van de motor en de wind overstemd. Heerlijk. De droge tik op een verlaten Landstrasse in een Duitse nacht. Deze hobby beperkt zich alleen tot Duits­land. In Nederland gooien we nog geen snoeppa­piertje uit het raam. Met uitzondering van die ene keer dat Henk een laars van Chris, vers van zijn voet gerukt, liet verdwijnen. Chris had ze juist die middag nieuw gekocht en liep er wat Henk betreft te overdadig mee te pronken. Toen Chris voor de zoveelste keer zijn laarzen had geshowed en bewon­dering had geprobeerd af te dwingen, was voor Henk de maat vol geweest. Met een blik van onaantastbaarheid had hij de rest van de reis voorin gezeten. Het gezeik was tenminste afgelo­pen. Iedereen dacht dat Henk een grapje had gemaakt. Niemand had de laars zien vliegen. Henk echter bleef met een stalen gezicht ontkennen dat hij een grap had gemaakt. Toen Chris in Enschede uit­stapte en zijn laars opeiste moest hij met Henk eerst twin­tig kilometer terug de berm uitspitten.

De verkeersbordjes voldoen niet meer als doelwit en we zoeken het hogerop. Die grote verlichtte wegbewijzering dwars over de straat. Die moeten we hebben. Maar als de eerste flessen voor onze eigen dure banden uit elkaar spatten lijkt het ons beter ermee te stoppen, nu het nog vrijwillig kan.

 

Brands begint de handel met de tape-acts door te krijgen. We merken dat hij vierhonderd gulden aan een zaalhouder in Duits­land doorberekent voor geluidsinstallatie en bediening. Ik vraag me af of dat vaker gebeurt. Als er voor mij betaald wordt wil ik mijn deel, want Lute en ik zijn tenslotte de enigen die voor de bediening zorgen. Ik kan echter niets bewijzen. Ik besluit hem een kans te geven, zelf met een financieel voor­stel te komen. Maar dat blijkt naïef te zijn. Als je van Brands iets wilt, waar je recht op hebt, zul je hem onder druk moeten zetten. Je krijgt nooit iets vanzelf. Als dat wel het geval is, pas dan maar op, dan wil hij de volgende week iets driedubbel van je terug.

Ik vroeg eens in een vergadering een forse loonsverhoging, omdat ik teveel uren tegen een te lage betaling in de band stak. Ik werd echt slecht betaald. De beloning stamde nog uit de hobbytijd. Ik gaf aan dat ik er niet meer van rond kon komen, dat ik anders om moest zien naar ander werk, wat conse­quenties zou hebben voor After All. Een verhoging leek me terecht. Alle bandleden op Brands na gingen akkoord. Hij wou er nog over nadenken. Op de terugweg naar huis kwam de aap uit de mouw. Hij kon me financieel wel uit de Brands helpen. Hij bood me aan mijn huis, dat toch wel een hoge huur moest hebben en voor mij alleen te groot zou zijn, over te nemen in ruil voor zijn achterkamer met slaapkamer. Toen ik hem duidelijk maakte dat mijn huur geen last was, omdat die zelfs lager was dan zijn kamerhuur, kreeg ik mijn opslag. Toch leuk gepro­beerd.

 

Brands doet een slimme greep naar de totale macht. De macht heeft hij allang maar hij vindt het vervelend dat hij nog verantwoording af moet leggen aan de andere bandleden. Daarom zegt hij dat hij de band ontbindt. Met deze boodschap komt hij op maandag middag bij mij aan de Javastraat, waar Gerrit Trip ook is. Misschien wil hij toch nog wel doorgaan maar dan onder andere voorwaarden. Wie mee wil doen moet zich maar melden. Het liefst voor morgenmiddag vijf uur, want daarna moet hij weg. Dat is het laatste wat Gerrit en ik van plan zijn. Op de knieën ,bij Brands of we a.u.b. mee mogen doen. Henk, Benny en Chris staan al bij hem op de stoep, maar wij zijn niet van plan onze ziel en vrijheid te verkopen. We beginnen wel een andere band. Ik voorzie echter een probleem. Als ik bij AA weg ben zal ik alle invloed kwijt zijn op de aflossing van de immer nog lopende lening. Bovendien heb ik luidsprekerboxen voor de band gebouwd en die zijn nog niet betaald. Ik kan ze opeisen maar wat moet ik met die dingen. Een portie sta-in-de-weg die ik voor geld gebouwd heb. We komen overeen dat ze het laatste weekend dat we samenwerken betaald zullen worden. De lening zal in de weken direct daarna geregeld worden. Weer met de ongevraagde toevoeging, dat hij  denkt dat hij wel helemaal in een keer af zal lossen.

Als ik voor de laatste keer op zondagnacht uit de touringcar stap stelt hij spontaan voor de volgende middag bij me te komen om af te rekenen. Ik zal wel begrijpen dat hij niet zomaar met grote bedragen op zak rondloopt. Of twee uur me schikt. `Zeker wel'. We wonen ten­slotte bij elkaar in de straat. Maar de maandagmiddag wordt een verspilde middag. Wachten en geen Brands.

Het enige wat ik krijg de komende maanden, zijn smoezen, belof­tes en leugens. Ik neem de telefoongesprekken op, op tape. Dan kan ik hem confronteren met zijn eigen verhalen. Die zijn ieder keer tegenstrijdig. Na een paar maand van wekelijkse soms dagelijks aandringen zegt hij soms ineens, `Goh. Heb ik dat nog niet betaald dan?' of `Hoeveel was dat ook alweer precies? Ja kijk. Ik wist niet meer wat het bedrag was. Dan kan ik je natuurlijk ook niet betalen.'   

Ik word er bloedlink van en wil hem in het weekend s'nachts opwachten met een eind hout om de ontvangen gages te incas­seren.

 

                                                                                                                                                     naar boven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

wpd91ae9a9.png

wp0bd17e5d.png

wp9ae41299.png

wp503b9f28.png

wp17cd1e8f.png

wpaf3bcddf.png

wp69b70914.png

wp57e9d308.png

wp3da7a008.png

wp29e49a8f.png

wpf1de23ec.png

wp58890311.png

wpce7162a2.png

wpeefe4dee.png

wp0f41ba90.png

wpe500c283.png

wp05a296eb.png

wp044593f1.png

wp362c6096.png